De Kolibrie door de ogen van Andreas


Mijn ontmoeting en gesprek met Andreas waren een heel bijzondere ervaring. Ik ontmoette hem bij zijn thuis, in Peer. Andreas is zelf geen bezoeker of vrijwilliger bij de Kolibrie. Andreas is een schilder, en hij is de maker van de verschillende schilderijen die te bezichtigen zijn tijdens de Kolibrie tentoonstelling. De link tussen Andreas en de Kolibrie zit hem in liefde, en familie: Coen, de zangcoach van de Singers, is Andreas’ schoonbroer, en Liesbeth, Andreas’ levenspartner, zal binnenkort als Kolibrie-vrijwilliger aan de slag gaan. De omkadering van Andreas’ getuigenis was dus sowieso wat anders dan bij de andere gesprekken die ik gehad heb, en deze getuigenis heeft me, letterlijk, beklijfd. Voor het eerst in lange tijd sta ik, tijdens het schrijfproces, met mijn spreekwoordelijke mond vol tanden.  

Ik ben zó, zó uitzonderlijk diep geraakt en ontroerd door mijn gesprek met Andreas. Misschien kwam die beklijving omdat ik een inspirerende connectie voelde, tussen de ene creatieve ziel en de andere. Misschien omdat ik hem in de intimiteit van zijn eigen thuis mocht ontmoeten, tussen zijn schilderijen, knusse zithoek en hondje Wodan. Misschien was het omdat ik zijn ogen guitig zag fonkelen toen hij over zijn vroegere leerlingen plastische opvoeding sprak, die hij te vroeg heeft moeten achtergelaten door een gedwongen pensioen om gezondheidsredenen. Misschien is het omdat ik zijn schatkamer-zolder mocht zien, waar 400 van zijn schilderijen staan. Misschien is het omdat ik hem geholpen heb te ontspannen, en vooral fijn te blijven vertellen over zijn geliefde werk als leraar, terwijl fotografe Eveline foto’s voor zijn portret vastlegde, in zijn atelier. Misschien is het omdat we samen zo gelachen en geblonken hebben toen hij vertelde over Liesbeth en hun origin story, en omdat ik heb geleerd dat hij van boogie woogie muziek houdt. Misschien was het omdat ik wist dat dit heel speciaal was, omdat Andreas bijna niemand ziet en al 2 jaar angst heeft door corona. Waarschijnlijk is het omdat ik deze mens, deze schilder, op een paar uur tijd heb mogen leren kennen, in alle kwetsbaarheid, en daarmee ook het verschrikkelijk, oneerlijk verlies dat hij lijdt. Ik ga hier schrijven over Andreas, over Cobalus (zoals hij bekend staat als schilder, een naam uitgevonden door zijn leerlingen) en ik voel dat ik even hard ga huilen als ik gedaan heb toen ik na 3 uur babbelen terug de buitenwereld introk en op een bankje neerplofte. 

Sinds zijn 14e is Andreas bekend met de zwaarte van chronisch ziek zijn. Het is allemaal begonnen met de ziekte van Crohn, en doorheen de jaren zijn daar vier kankers bij. Vier. Bloed, beide nieren, prostaat, huid. Vier. Buiten op het terras, waar we allebei met een hoedje tegen de zon zitten, vertelt Andreas mij over hoe vaak Liesbeth en hij naar Leuven rijden, dan naar dié specialist, dan weer naar die andere. Hij vertelt me over hoe een verpleegster zich een ongeluk verschoot omdat ze zijn vel meegetrokken had tijdens het verwijderen van zuignap-pleisters - maar dat is normaal voor Andreas, zijn huid is door de omstandigheden gewoon zo broos. Hij was gevallen in de week en zijn bloed reageert alsof er een camion over hem gereden heeft: zo’n dikke blauwe plekken. Het lijf is gehavend. Maar, het lijf vormt ook een poort: via zijn armen, zijn handen, hoe gehavend ze ook zijn, komt Andreas in contact met zijn schilderdoeken. Zijn handen en penseel worden één en hij vertrekt, uit zijn lijf, door zijn hoofd, naar zijn doeken, waar rust, visuele creatie en expressie op hem wachten. “Soms weet ik zelf niet meer hoe ik het gedaan heb”, vertelt hij mij. Andreas’ schilderijen zijn ontdekkingen in techniek, vormen, kleuren, metrische vlakken, raakpunten en contrasten die tot in de details gevoeld en uitgedacht zijn. Hij spot interessante composities en silhouetten in magazines of kranten en duikt daarmee zijn mijmerende gedachtenwereld en fysieke atelier in. “Schilderen haalt me weg uit de pijn. Het is een soort therapie, dan gaan de uren voorbij, zonder pijn aan mijn voeten. Dan verdwijnt de ballast van het leven. De ongemakken, de problemen, het is weg. Een paar uur weg van de wereld zijn is misschien veel gezegd … maar toch, ja, dat heelt”. Andreas straalt rust en liefde uit wanneer hij dit vertelt. Ik moet denken aan de crea workshops in de Kolibrie, aan de focus en liefde die in knutselwerken kruipen, en hoe deugd dat doet. 

Crohn, vier kankers, de ziekte van Addison … Allemaal brengen ze verliezen en moeilijkheden mee, maar het oneerlijkste, het wreedste, hetgeen mij Andreas’ grootste verlies lijkt, is het verlies van zijn zicht. Onherroepelijk worden Andreas’ ogen steeds slechter. Midden in zijn zicht is een grijze bol. Hij kan niet meer goed lezen, hij kan steeds minder zien - en, hij kan niet meer schilderen gelijk hij zou willen. Hij krijgt het moeilijk met een lijn zo recht, of zo exact, te trekken als hij zou willen. Hij ziet het niet meer. Zijn métier, zijn passie, de expressie als schilder die hij werk per werk opgebouwd en gevonden heeft, wordt hem afgenomen, door het verlies van zijn zicht. Andreas vertelt en ik word zo stil. Dit is continue verlies, dit is continue rouw, dit is identiteit, dit is moedeloosheid en ik krijg niet op papier hoe oneerlijk dit is en hoe zeer dít mij naar de keel pakt. Op weg naar boven, naar zijn atelier, passeren we samen met Eveline een prachtig doek met metallieke, blauwe, grijze tinten en composities. “Dit is misschien wel een van mijn beste”. Hij kijkt, wij kijken, handen op de trapleuning, en we bevinden ons in fierheid, emotie en nostalgie. Melancholie. We spreken niet. Andreas, ze zijn zo knap. Zij zijn u. Allemaal. De strakste én de zachtste lijnen zijn getuigenissen van u, en de onwaarschijnlijke reis die gij als mens aan het maken zijt. 

“Mijn groot probleem nu is tijd om krijgen, met liefst iets zinvols”, vertelt Andreas. Zijn fysieke bewegingsmogelijkheid is erg beperkt; wandelen doet pijn, hij kan geen auto meer rijden, corona vormde gevaar en zo raakte Andreas geïsoleerd. Noodgedwongen. Aan de academie van Kasteel Meylandt haalde hij, voor corona, en voor de zoveelste fysieke klap, zijn schilderhart op, maar dat is voorbij. Gevangen in een huis maar ook gevangen in een lichaam dat hem in de steek laat. Al twee jaar komt hij praktisch niet meer buiten. “Ik kom niet graag buiten gelijk ik me nu voel, alé, ja, hmm. Ik wil gewoon geen medelijden opwekken”, en ik snap hem zo goed. Ik vind het zo tragisch, maar ik begrijp het ook zo goed. Laat het duidelijk gezegd zijn dat Andreas geen medelijden opwekt. Ontzag, respect, stilte, nieuwsgierigheid, bewondering, verdriet, genegenheid, levenswijsheid, onmacht, onrechtvaardigheids-kwaadheid: al die dingen inspireert Andreas in mij, maar geen medelijden. Een plaats als de Kolibrie spreekt hem niet direct aan, en dat is ook helemaal oké. Andreas verwerkt zijn proces beter, en liever, alleen, met zijn intieme familie als steun. In zijn atelier staat een mijmer-zetel. Aan de muur prijkt zijn laatste werk, met Oekraïens blauw en geel, en het heet “Vluchtelingen”. Het werk is ronder dan hij gewoon is te maken, maar hij zoekt, hij maakt, hij schildert. Hij blijft helen door zijn schilderen, ook al is het niet in zijn geliefkoosde stijl. Het is een nieuwe stijl, en het is evengoed de zijne. Een kleine selectie van zijn werk, gekozen door de meester zelf, zal prijken in de Kolibrie. “Het liefst van al zou ik natuurlijk willen dat mijn doeken ergens tentoongesteld worden, hier op zolder staan ze toch maar zo”. Dat denk ik. 

Via de Kolibrie zal een klein stukje van Andreas’ schildercreaties getoond worden aan de buitenwereld. Zijn verhaal vindt via deze neerslag een beetje licht. Erkenning en zichtbaarheid van de schilder die Cobalus is, van de persoon die Andreas is, zo goed als dat in een synthese van een momentopname gevat kan worden. Ik wou niets liever dan hem een echte knuffel geven bij het afscheid nemen, maar koos verstandig voor een warme, liefdevolle kneep in zijn hand. Ik vond het een verrijking om met Andreas te praten, en nam me, na mijn huilbui achteraf, voor om nooit nog iets tegen mijn goesting te doen en me nooit nog iets aan te trekken van onbelangrijke mensen hun mening. Om te koesteren, om te creëren, om het leven ten volle vast te pakken in alle mogelijkheden die er zijn, voor zolang ze er zijn. Zoals Andreas dat, ondanks zoveel verloren te hebben, toch altijd is blijven doen.  

Een paar weken na ons gesprek hoor ik in de Kolibrie via Coen dat Andreas buiten en onder de mensen is gekomen. Ons gesprek heeft hem goed gedaan, hij vond het aangenaam en deugddoend. Een energy-boost, dat had hij ervan gekregen, en hij was buiten gegaan. Dit is onschatbaar waardevol - en maakt me nog altijd zo gelukkig. Via ons gesprek voor deze getuigenis, heeft Andreas ook wat “Kolibrie magie” ervaren. We zouden nooit gesproken hebben zonder dit inloophuis, en zijn schilderijen gaan gezien worden, het licht en de (h)erkenning krijgen die ze verdienen, door de tentoonstelling van dit inloophuis. Zowel schilder en schilderij vinden hun weg naar buiten, uit de isolatie, dankzij het bestaan van de Kolibrie, en dat is prachtig.

Hieronder vind je een QR code terug, die je naar een ingesproken podcast vertelling van Andreas' getuigenis leidt



Meest recente posts

Schrijf u hier in & ontvang als eerste ons laatste nieuws per mail

In de kijker

Ontdek Meer

In de kijker

Ontdek Meer

Positieve gezondheid

Ontdek Meer

contact

Hoe kunnen we u helpen?

Kunnen we iets voor je betekenen? Aarzel niet en neem contact met ons op.

CONTACTEER ONS