Ik zie Annick voor de eerste keer in de Kolibrie op de dag van ons gesprek. Het is buiten ferm waaierig, met een zonnetje, en later hoor ik dat Annick daar wel van houdt: fijne wind, lekker uitwaaien. Ze is pas op verlof geweest, naar de zee, de dijk en de wind met een vriendin, en vond het heerlijk. Uiteindelijk hebben we een gesprek van een uur of 3, een hele voormiddag; deze van het leven genietende vrouw en ik, samen in de Kolibrie. Ik hoor dat het ooit ook anders was; dat het leven ook erg, erg somber is geweest, meerdere malen, en ik hoor wat voor een hulp, misschien zelfs een soort verlossing, Annick bij de Kolibrie gevonden heeft. Dit is haar verhaal.
“Ik ga mijn gsm aanhouden terwijl we babbelen, want de dochter zou kunnen bellen”, vertelt ze me. Absoluut niet erg natuurlijk, en zo brengt het eerste deel van onze babbel ons bij Annicks kinderen. Zij en haar man hebben 3 kinderen die rondlopen, maar ze hebben 4 kinderen die ze in hun harten dragen. Ze hebben er ééntje moeten loslaten en afgeven, toen hij 5 maanden in Annicks buik zat. Woorden kunnen niet beschrijven wat voor een gapende, ziel-uithollende leegte het verlies van Milan naliet. “We hebben in de tuin een treurwilg geplant, in het zand dat we hadden meegenomen van Milans gedenkplaats. Dat is zo’n schone boom, iedereen zegt dat”. Ondanks dat hij niet is mogen opgroeien, is Milan deel van Annicks gezin. Hij is een energie, hij heeft zoveel invloed gehad op Annick, haar man en de kinderen; hij is liefde, een aanwezigheid, en die moet erkend worden. Nadat Milan levenloos geboren was, volgden een reeks zwangerschappen die telkens opnieuw misliepen elkaar op. “Voor mij was het niet af, ik wilde echt nog een kind, ons gezin was niet klaar, maar ik maakte mezelf kapot. Dit was slecht voor mij, slecht voor ons, dus ik wilde ermee stoppen. Een nieuwe gynaecoloog wou nog één laatste onderzoek doen, en toen bleek dat ik het Syndroom van Asherman heb”, een ziekte die verklevingen, littekenweefsel en complicaties in de baarmoeder veroorzaakt. Uiteindelijk was Annick opnieuw in verwachting en na een angstige zwangerschap, waarin een operatie, 9 weken platte rust en verschillende onderzoeken nodig waren, beviel ze van een gezonde dochter, haar wonderkind. “Natuurlijk heb ik die verwend, mensen kunnen daar soms commentaar op geven, maarja”, en we vloeken allebei even over hoe je het als moeder “toch nooit goed kan doen”.
De 4 kinderen die Annick altijd wilde mogen dus niet alle 4 opgroeien, maar ze zitten wel alle 4 in het hart. De rouw om Milan was erg lang en heel intens. Van bepaalde periodes na haar 3 dagen durende bevalling van Milan heeft ze totaal geen herinneringen. Hij zou ondertussen 18 jaar zijn. Ik word zelf boos wanneer Annick me over de harteloze commentaren vertelt die zij en haar gezin soms te verwerken krijgen. Soms stuntelig goed bedoeld (“maar ge hebt toch andere kinderen”), soms ronduit lomp en beledigend (“ge hebt die toch nooit gekend, zet u daarover”). Voor sommige mensen bestaat Milan niet, en dat is vreselijk. Ik zie Annick vertellen over haar gezin, over haar Milan, over de bevalling, de pijn en de liefde; over hoe haar oudere zoon Milan soms bij zich voelt, als maatje, schouder-engel, vertrouweling, en vanuit Annicks liefdevolle ogen spreekt hoe aanwezig Milan wel degelijk is. Jaren na het verlies vertelde Annick ook hier, in de Kolibrie, over het verdriet en haar liefde voor Milan, en hier werd hun verhaal verwelkomd met warmte en menselijkheid.
Ongeveer 7 en half jaar geleden liep het voor Annick opnieuw mis. Ze moest een vrij banale operatie aan haar voet ondergaan en was voorbereid op een eenvoudige ingreep, waarna ze na ongeveer 3 maanden terug zou kunnen gaan werken. “Uiteindelijk bleek dat heel mijn voet geopereerd moest worden. Het was veel complexer dan eerst gedacht. Mijn voet is eigenlijk echt kapot en hangt met haken en ogen aaneen”. Annick was onthaalmoeder, nadat ze eerst gewerkt had als kinderverpleegkundige. “Na 3 maanden zou ik terug kindjes kunnen opvangen, zeiden ze, maar nu zijn we zeven en half jaar verder, en het gaat nog niet”. Invaliditeit werd uitgeroepen, en Annick bleef thuis. Ze kon heel moeilijk mobiel zijn en had een wandelstok en rolstoel nodig. Door die immobiliteit is ze meer en meer pijn beginnen krijgen: “Ik had altijd wel al last van mijn nek, schouders en bekken, maar zo slecht mobiel zijn maakte het allemaal erger”. Haar mobiliteit werd met de tijd gelukkig wel beter, maar gaan werken kon Annick niet.
“In het begin vond ik dat thuis zitten eigenlijk wel leuk. Ik kon op mijn gemak alles doen, voor het huishouden zorgen en bij de kinderen zijn, ik lees heel graag, puzzel graag, dus tja, eigenlijk viel dat allemaal wel mee. Zelfs toen corona kwam was het nog oké, we waren allemaal met ons gezin gewoon thuis en dat was eigenlijk gewoon gezellig”. Fysiek geïsoleerd zijn en niet meer kunnen gaan werken lieten, uiteindelijk, ook wel hun lelijke gevolgen merken: “Ik weet niet wanneer dat precies begonnen is, misschien kreeg ik het plots gewoon door, maar het was niet meer oké. Heel stilletjes ben ik dieper en dieper beginnen rollen en toen ik het doorkreeg was het al te laat. Mensenschuw kunt ge dat misschien niet echt noemen, maar toch, ik begon bang te krijgen om nieuwe mensen te leren kennen. Naar de winkel gaan werd ook moeilijk. Ik zat in zo een veilige cocon thuis en wilde, kon, durfde daar precies niet meer uit? Heel raar”. Annick begon ook steeds minder contact te hebben met mensen en vrienden die ze al kende: “Iedereen werkte, en ja, ik had niets te vertellen, snapt ge? Ik zat gewoon thuis, kon daar allemaal niet over meepraten. Uiteindelijk kon ik precies ook niet meer blij zijn voor andere mensen … Dat was heel raar.” Cynisme, apathie, futloosheid, miskende nijd: langzaam en haast onopgemerkt was Annick niet meer zichzelf geworden, tot ze gewaar begon te worden van al die rare, onaangename angstgevoelens. “Ik was alleen nog een mama. Pas op, ik hou van mama zijn he, helemaal, maar, er was niets anders meer. Ik had geen goesting meer in niks. Waarom zou ik nog stofzuigen, waarom zou ik mijn bed nog uitkomen?” Annick was opgesloten. Dat was begonnen door een fysieke beperking, maar langzaam had die fysieke isolatie ook haar nieuwsgierigheid, vrolijkheid en spontaniteit overwoekerd. Annick was zichzelf, en haar vreugde, en de wereld, kwijt.
“Als ik niet naar hier was gekomen, was ik denk ik depressief geworden. Ik denk niet dat ik echt op het randje zat, maar ik was toch echt wel in die richting aan het gaan. Ik zou zo ver gekomen zijn dat ik mijn bed niet meer uit was gekomen. Ik was echt niet meer gelukkig”. Hier, in de Kolibrie, veranderde alles. “Ik blijf het zeggen, alles, dat het beter werd, komt écht door hier”. Sinds een klein jaar komt Annick naar de Kolibrie, en sinds dat jaar veranderde alles. “Met een héél, heel klein hartje, kwam ik naar het koor hier. Een vriendin was voor mij naar hier gekomen en vond het zo leuk. En echt, ge wordt direct opgenomen”. Annick straalt. Het is heel moeilijk om te beschrijven met hoeveel levensvreugde Annick hier over praat, maar het is alsof de zon in haar zit. “De tweede, derde keer durfde ik al eens een mopje maken, eens iets te vertellen in de groep, en ja, echt, da’s ongelofelijk. Ik ben hier terug beginnen leven. Echt waar. Ik ben hier terug opengebloeid. Ik ben hier binnen gekomen en ben blijven terugkomen. Ik wilde terug vrolijk zijn, ik wilde terug nieuwe mensen leren kennen, ik wilde terug lachen! Ik ben terug beginnen wandelen. Ik had terug goesting in zoveel, ik kreeg energie, ik begon mezelf terug te verzorgen! Ik wou terug in de spiegel kijken, ik wou weer aandacht en zorg aan mezelf geven, da’s echt fantastisch”. Annick vond hier levenssap, vreugde, verbondenheid, en betekenis in haar eigen persoon. De transformatie was zó fundamenteel dat mensen er van opkeken: “Ik begon dingen te doen die mensen niet van mij kenden. Ik begon bij alles vragen te stellen en echt bewust na te denken over mijn leven en hoe ik het wilde leiden. Ik begon alleen weg te gaan, met vriendinnen terug dingen alleen te doen. Sommige mensen zeggen dan wat raar tiens, gij zit precies in uw midlife crisis maar het is echt, echt gewoon aan mezelf werken.” Annick staat zó gegrond, gelukkig en bewust in haar dagen nu. Ze leeft terug actief, in plaats van geleefd te worden en op automatische piloot door haar dagen te stappen.
Ze vertelt me de grootste klepper, en lacht van plezier: “Ik ben terug aan’t werken! Ik ben zó trots op mezelf.” Jawel! Via de kracht, de levensgoesting en de eigenwaarde die Annick in verbondenheid met de Kolibrie herwonnen heeft, heeft ze terug haar weg gevonden richting maatschappelijk engagement en de arbeidsmarkt. “In die tijd dat ik hier ben beginnen komen, was ik ook aan’t denken van verdikke, ik ben 51, eigenlijk kan ik echt nog wel de arbeidsmarkt op. Ik wil niet continue thuis zitten, ik had alleen het zingen hier. Ik had terug goesting gekregen om iets te doen!” En dat is ze beginnen doen: “Ik ben begonnen met vrijwilligerswerk te doen op een schooltje. Dat is zo leuk, bij de kindjes, maar ik kreeg goesting in meer!” Nu doet ze verschillende uren vrijwilligerswerk op de school, waarbij ze toezicht houdt én 1 op 1 begeleiding met kinderen doet. “Ik moet wel een beetje oppassen met mijn schouders enzo, door zo voorover gebogen te zitten”. Uit een medisch onderzoek is gebleken dat Annick reuma heeft: het is niet zichtbaar in het bloed, maar is er wel degelijk. Ze was erg sceptisch tegenover de medicatie, maar die blijkt toch te werken!
Alles is precies echt op zijn pootjes terecht aan het komen. Ten tijde van ons gesprek, is Annick een traject aan het doorlopen voor een mogelijke re-integratie op de arbeidsmarkt. In samenwerking met haar adviserende arts, wordt besproken of de overstap van vrijwilligerswerk naar regulier werk mogelijk is. “We zijn aan het bespreken wat kan. Momenteel hebben we besloten om volledig te focussen op vrijwilligerswerk. Hoe dan ook ben ik zo blij met wat ik nu al allemaal terug kan! Laatst moest ik opletten qua tijd of ik was te laat op school voor het werk, ha! Dat gevoel is zo fijn?! Ik heb terug een doel, ik voel me terug nuttig en nodig, da’s zo zalig.”
“Ik kom zó graag naar hier”, zegt Annick mij. Vertederd, gesterkt, vreugdevol en mooi vertelt ze me over hoe ze hier heeft kunnen voelen. De connectie met haarzelf kwam terug, door de verbondenheid met anderen. “Alles kwam er hier uit. Ik heb over Milan kunnen praten, ik heb kunnen huilen.” Oude wonden die nog niet toe waren, zijn hier vastgepakt, besproken, beweend, én stilletjes bedaard: “Mijn papa is 5 jaar geleden gestorven. Ik had daar al 5 jaar niet meer over gehuild, en hier kwam er plots iets los. Tijdens het koor zongen we Limburg Allein, en plots zag ik hem staan. Hij zong dat, met kameraden op kamp. Ik ben naar buiten gelopen, heb gejankt en gejankt, en mensen zijn bij mij komen zitten. Ik heb gepraat, ik heb gevoeld. Sinds dat verdriet er hier uitgekomen is, heb ik dat precies een plaats kunnen geven.” Annick heeft afscheid kunnen nemen, 5 jaar na datum. Oude, open wonden zijn verzorgd en zachtjes geheeld. Met liefde en luisterende oren. “Die plek hier, ik kan dat echt niet beschrijven. Da’s warmte, da’s begrip, da’s medeleven, da’s plezier. Ik blijf het zeggen, hoe goed ik mij nu voel, hoe gegrond en trots ik nu in mijn dagen sta, dat komt door hier”.
Kracht vinden wanneer alles op is. Dat gebeurt in de Kolibrie. Dankjewel Annick, blijf zo stralend leven als je doet.
Hieronder vind je een QR code terug, die je naar een ingesproken podcast vertelling van Annicks getuigenis leidt.